APD/GBA (Belgium) - 63/2020: Difference between revisions
(Created page with "{{DPAdecisionBOX |Jurisdiction=Belgium |DPA-BG-Color= |DPAlogo=LogoBE.png |DPA_Abbrevation=APD/GBA |DPA_With_Country=APD/GBA (Belgium) |Case_Number_Name=63/2020 |ECLI= |Ori...") |
m (Ar moved page APD/GBA - 63/2020 to APD/GBA (Belgium) - 63/2020) |
Latest revision as of 17:00, 12 December 2023
APD/GBA - 63/2020 | |
---|---|
Authority: | APD/GBA (Belgium) |
Jurisdiction: | Belgium |
Relevant Law: | Article 12(4) GDPR Article 17 GDPR |
Type: | Complaint |
Outcome: | Other Outcome |
Started: | |
Decided: | 22.09.2020 |
Published: | 22.10.2020 |
Fine: | None |
Parties: | |
National Case Number/Name: | 63/2020 |
European Case Law Identifier: | n/a |
Appeal: | Unknown |
Original Language(s): | Dutch |
Original Source: | https://www.autoriteprotectiondonnees.be/publications/decision-quant-au-fond-n-63-2020.pdf (in NL) |
Initial Contributor: | n/a |
The Litigation Chamber of the Belgian DPA dismissed the complaint made against Google on the request by the plaintiff to have the results delisted by Google since Google delisted the results during the procedure.
English Summary
Facts
The complainant requested Google to delist his name on the search results and Google refused in the first place. After second assessment, the specialized team of Google decided to removre th e links after a complaint has been filed.
Dispute
Holding
The DPA confirms that whether or not it would adopt a decision should not be dependent on the fact that Google decided to remove the link, or that the parties agreed on the outcome during the procedure. However, considering the lack of facts, the litigation chamber decided to dismiss the case.
Comment
Share your comments here!
Further Resources
Share blogs or news articles here!
English Machine Translation of the Decision
The decision below is a machine translation of the Dutch original. Please refer to the Dutch original for more details.
1/8 Geschillenkamer Beslissing ten gronde 63/2020 van 22 september 2020 Dossiernummer : DOS-2019-05675 Betreft : Klacht van X tegen Google (verwijdering van links/recht op vergetelheid) De Geschillenkamer van de Gegevensbeschermingsautoriteit, samengesteld uit de heer Hielke Hijmans, voorzitter en de heren Christophe Boeraeve en Jelle Stassijns, leden; Gelet op Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming), hierna AVG; Gelet op de wet van 3 december 2017 tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit, hierna WOG; Gelet op het reglement van interne orde, zoals goedgekeurd door de Kamer van Volksvertegenwoordigers op 20 december 2018 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 15 januari 2019; Gelet op de stukken van het dossier; . . . Beslissing ten gronde 63/2020 - 2/8 heeft de volgende beslissing genomen inzake: - de klager: X - de verweerder: Google Belgium NV, Steenweg op Etterbeek 180, 1040 Brussel; Google LLC, 1600 Amphitheatre Parkway, Mountain View, CA 94043 United States 1. Feiten en procedure 1. Op 28 oktober 2019 dient de klager klacht in bij de Gegevensbeschermingsautoriteit tegen de verweerder. Het voorwerp van de klacht betreft de weigering van het verzoek tot verwijdering van de URL’s die verschijnen op “Google.be” en “Google.com” in de resultaten na een zoekopdracht op naam van de klager. 2. Op 14 november 2019 wordt de klacht ontvankelijk verklaard op grond van de artikelen 58 en 60 WOG en wordt de klacht op grond van art. 62, §1 WOG overgemaakt aan de Geschillenkamer. 3. Op 13 maart 2020 beslist de Geschillenkamer op grond van art. 95, §1, 1° en art. 98 WOG dat het dossier gereed is voor behandeling ten gronde. 4. Op dezelfde datum worden de betrokken partijen per aangetekende zending in kennis gesteld van de bepalingen zoals vermeld in artikel 95, §2, alsook van deze in art. 98 WOG. Tevens worden zij op grond van art. 99 WOG in kennis gesteld van de termijnen om hun verweermiddelen in te dienen. De uiterste datum voor ontvangst van de conclusie van antwoord van de verweerder werd daarbij vastgelegd op 24 april 2020, deze voor de conclusie van repliek van de klager op 8 mei 2020 en deze voor de conclusie van repliek van de verweerder op 22 mei 2020. 5. Op 25 maart 2020 meldt de verweerder aan de Geschillenkamer een kopie van stuk 2 van het dossier (art. 95, §2, 3° WOG) te wensen ontvangen, hetwelk hem werd overgemaakt op 26 maart 2020. De verweerder meldt tevens dat hij wenst dat alle communicatie in dit dossier elektronisch gebeurt, hij verweermiddelen zal indienen overeenkomstig de conclusietermijnen bepaald door de Geschillenkamer, alsook dat hij wenst te worden gehoord. 6. Op 2 april 2020 meldt de klager aan de Geschillenkamer eveneens de elektronische communicatie te verkiezen, alsook dat hij wenst te worden gehoord. Beslissing ten gronde 63/2020 - 3/8 7. Op 5 mei 2020 ontvangt de Geschillenkamer vanwege de klager de melding dat hij afstand wenst te doen van zijn klacht ten aanzien de verweerder, aangezien de URL’s die het voorwerp uitmaakten van de klacht niet langer beschikbaar zijn via Google Zoeken. De klacht is daardoor volgens de klager zonder voorwerp geworden, zodat er geen grondslag is voor de verderzetting van de procedure. 8. Op 12 mei 2020 bevestigt de verweerder de URL’s die het voorwerp uitmaakten van de klacht in Google Zoeken te hebben verwijderd, de afstand van de klacht door de klager te hebben aanvaard en er omwille van het intrekken van de klacht geen grondslag voor de verderzetting van de procedure meer is. 9. De Geschillenkamer ontvangt noch van de klager, noch van de verweerder enige conclusie houdende verweermiddelen overeenkomstig de termijnen bepaald door de Geschillenkamer. 10. Op 3 augustus 2020 richt de Geschillenkamer een schrijven aan partijen teneinde te vernemen welke beweegredenen aan de grondslag liggen van de beslissing om over te gaan tot de verwijdering van de betreffende URL’s, terwijl de verweerder initieel niet inging op het verzoek daartoe vanwege de klager. 11. Op 4 september 2020 stelt de verweerder de Geschillenkamer in kennis van de reden die aan de grondslag ligt van de verwijdering van de URL’s, namelijk de heroverweging van alle elementen in deze zaak door het removals team van de verweerder. Bovendien wordt aangegeven dat alle partijen in deze zaak, met inbegrip van de klager, de procedure niet wensen verder te zetten. 12. Op 4 september 2020 wendt de klager zich eveneens tot de Geschillenkamer met de mededeling dat aan zijn verzoek tot gegevenswissing door de verweerder werd voldaan en hij deze zaak niet wenst verder te zetten. 2. Rechtsgrond Artikel 12.4 AVG 4. Wanneer de verwerkingsverantwoordelijke geen gevolg geeft aan het verzoek van de betrokkene, deelt hij deze laatste onverwijld en uiterlijk binnen één maand na ontvangst van het verzoek mee waarom het verzoek zonder gevolg is gebleven, en informeert hij hem over de mogelijkheid om klacht in te dienen bij een toezichthoudende autoriteit en beroep bij de rechter in te stellen. Beslissing ten gronde 63/2020 - 4/8 Artikel 17 AVG 1. De betrokkene heeft het recht van de verwerkingsverantwoordelijke zonder onredelijke vertraging wissing van hem betreffende persoonsgegevens te verkrijgen en de verwerkingsverantwoordelijke is verplicht persoonsgegevens zonder onredelijke vertraging te wissen wanneer een van de volgende gevallen van toepassing is: a) de persoonsgegevens zijn niet langer nodig voor de doeleinden waarvoor zij zijn verzameld of anderszins verwerkt; b) de betrokkene trekt de toestemming waarop de verwerking overeenkomstig artikel 6, lid 1, punt a), of artikel 9, lid 2, punt a), berust, in, en er is geen andere rechtsgrond voor de verwerking; c) de betrokkene maakt overeenkomstig artikel 21, lid 1, bezwaar tegen de verwerking, en er zijn geen prevalerende dwingende gerechtvaardigde gronden voor de verwerking, of de betrokkene maakt bezwaar tegen de verwerking overeenkomstig artikel 21, lid 2; d) de persoonsgegevens zijn onrechtmatig verwerkt; e) de persoonsgegevens moeten worden gewist om te voldoen aan een in het Unierecht of het lidstatelijke recht neergelegde wettelijke verplichting die op de verwerkingsverantwoordelijke rust; f) de persoonsgegevens zijn verzameld in verband met een aanbod van diensten van de informatiemaatschappij als bedoeld in artikel 8, lid 1. 2. Wanneer de verwerkingsverantwoordelijke de persoonsgegevens openbaar heeft gemaakt en overeenkomstig lid 1 verplicht is de persoonsgegevens te wissen, neemt hij, rekening houdend met de beschikbare technologie en de uitvoeringskosten, redelijke maatregelen, waaronder technische maatregelen, om verwerkingsverantwoordelijken die de persoonsgegevens verwerken, ervan op de hoogte te stellen dat de betrokkene de verwerkingsverantwoordelijken heeft verzocht om iedere koppeling naar, of kopie of reproductie van die persoonsgegevens te wissen. 3. De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing voor zover verwerking nodig is: a) voor het uitoefenen van het recht op vrijheid van meningsuiting en informatie; b) voor het nakomen van een in een het Unierecht of het lidstatelijke recht neergelegde wettelijke verwerkingsverplichting die op de verwerkingsverantwoordelijke rust, of voor het vervullen van een taak van algemeen belang of het uitoefenen van het openbaar gezag dat aan de verwerkingsverantwoordelijke is verleend; c) om redenen van algemeen belang op het gebied van volksgezondheid overeenkomstig artikel 9, lid 2, punten h) en i), en artikel 9, lid 3; d) met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden overeenkomstig artikel 89, lid 1, voor zover het in lid 1 bedoelde recht de verwezenlijking van de doeleinden van die verwerking onmogelijk dreigt te maken of ernstig in het gedrang dreigt te brengen; e) voor de instelling, uitoefening of onderbouwing van een rechtsvordering. Beslissing ten gronde 63/2020 - 5/8 3. Motivering 13. De Geschillenkamer heeft kennis genomen van de klacht waarin de klager voorhoudt dat de verweerder weigerde om in te gaan op het verzoek tot verwijdering van de URL’s die verschijnen op “Google.be” en “Google.com” in de resultaten na een zoekopdracht op naam van de klager, die verwijzen naar een vermeende veroordeling in een ander land van de klager voor het witwassen en misbruiken van bedrijfsgelden, terwijl er geen veroordeling zou zijn geweest voor dergelijke misdrijven. Ingevolge het initiële verzoek van de klager tot verwijdering van de betreffende URL’s, verzocht de verweerder om bijkomende informatie met betrekking tot de rechtszaak teneinde het verzoek te kunnen beoordelen. Vervolgens besliste de verweerder geen gevolg te willen geven aan het verzoek tot verwijdering van de URL’s. 14. Tijdens de procedure voor de Geschillenkamer gaan de partijen over tot onderling overleg, zonder daarin de Geschillenkamer te betrekken, en stellen zij de Geschillenkamer in kennis van het feit dat een regeling werd bereikt doordat de URL’s die het voorwerp uitmaakten van de klacht niet langer beschikbaar zijn via Google Zoeken. 15. Niettegenstaande dat de klager voorhoudt dat zijn klacht zonder voorwerp is geworden, heeft de Geschillenkamer beslist om het onderzoek van de klacht voort te zetten. 16. De Geschillenkamer wijst hierbij ten algemene op het volgende. Voorop staat dat eenmaal de Geschillenkamer is gevat, zij bevoegd is om in volledige onafhankelijkheid de naleving van de AVG te onderzoeken en te waken over de effectieve toepassing ervan, en dit ongeacht de intrekking van de klacht door de klager of het zonder voorwerp worden ervan. 17. Zoals uitgezet in haar Beslissing 17/2020,1 is de Geschillenkamer een orgaan van de GBA, opgericht krachtens artikel 4(1) van de WOG, met een zekere autonomie en neemt zij haar beslissingen volledig onafhankelijk. De GBA is in België de autoriteit die verantwoordelijk is voor de controle van de naleving van de AVG in de zin van artikel 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, artikel 16 van het Verdrag inzake de werking van de Europese Unie en artikel 51 van de AVG. Deze controle door de GBA en haar Geschillenkamer is een essentieel element voor de bescherming van personen bij de verwerking van persoonsgegevens, zoals meer bepaald georganiseerd door de AVG. 1 Gepubliceerd op de website van de GBA. Beslissing ten gronde 63/2020 - 6/8 18. Krachtens de artikels 51.1, 51.2 en 52.1 van de AVG moeten de lidstaten immers een of meerdere onafhankelijke autoriteiten belasten met het toezicht op de toepassing van de AVG om aldus de vrijheden en grondrechten te beschermen van natuurlijke personen bij de verwerking, en om het vrije verkeer van persoonsgegevens binnen de Unie mogelijk te maken. Deze controleautoriteiten moeten hun bevoegdheden uitoefenen met het oog op een doeltreffende toepassing van het Europees recht inzake de bescherming van gegevens, met inbegrip van de AVG. Het verzekeren van het nuttige effect van het Europese recht is een van de belangrijkste taken van de autoriteiten van de lidstaten volgens het recht van de Europese Unie.2 19. Zij moeten de uitoefening van grondrechten inzake de bescherming van persoonsgegevens mogelijk maken. De controleautoriteiten moeten daartoe een actieve rol spelen door middel van opdrachten en bevoegdheden die ze krijgen krachtens de artikels 57 en 58 van de AVG. Zo moet bijvoorbeeld krachtens artikel 57.2 van de AVG elke controleautoriteit het indienen van klachten door een betrokken persoon of door een organisme “mogelijk maken”. Het is dan ook logisch dat de behandeling van deze klacht de uitoefening van rechten mogelijk moet maken en moet bijdragen tot een betere controle van de burgers over de eigen persoonsgegevens. 20. Eén en ander is in de nationale wetgeving uitgewerkt in de WOG. Het Marktenhof heeft daarbij benadrukt dat in het Belgisch recht de GBA (en a fortiori de Geschillenkamer) moet worden aangemerkt als een administratieve overheid en niet als een gerechtelijke instantie. 21. Samengevat, het toezicht door de Geschillenkamer is niet primair gericht op het beslechten van geschillen tussen partijen, maar is één van de instrumenten van de GBA om toe te zien op de naleving van de regels inzake gegevensbescherming, in overeenstemming met het bepaalde in de EU Verdragen, de AVG en de WOG. 22. Als een klacht is ingediend en vervolgens als ontvankelijke klacht ter behandeling aan de Geschillenkamer is overgedragen, moet de Geschillenkamer beoordelen of de gerelateerde feiten een inbreuk vormen op een van de wettelijke bepalingen waarvan de GBA de naleving moet controleren.3 Die controle strekt zich ook uit tot het beoordelen van overtredingen die (vermoedelijk) zijn beëindigd op het moment van de beoordeling door de Geschillenkamer. 2 Zie Koen Lenaerts, Piet Van Nuffel, Europees recht (6de editie), Intersentia, 2017, pp 95-100, en meer bepaald over de gegevensbeschermingsautoriteiten, Hielke Hijmans, The European Union as Guardian of Internet Privacy, Springer 2016, Hoofdstuk 7. 3 Zie in vergelijkbare zin, Beslissing 17/2020 van de Geschillenkamer, par 27. Beslissing ten gronde 63/2020 - 7/8 23. Toegespitst op de onderhavige zaak betekent dit het volgende: Hoewel de partijen een regeling hebben getroffen waardoor de klacht zonder voorwerp zou zijn geworden, blijft de Geschillenkamer desalniettemin bevoegd om de wettigheid te onderzoeken van de redenen tot weigering, zoals deze zich stelden op het ogenblik van de feiten, in hoofde van de verweerder om gevolg te geven aan de uitoefening door de klager van zijn recht op gegevenswissing. 24. De loutere vaststelling dat in de loop van de procedure voor de Geschillenkamer de verweerder alsnog heeft voldaan aan het verzoek van de klager is enerzijds niet van aard om enige inbreuk die zich mogelijks voordien stelde in hoofde van de verweerder op te heffen, en is anderzijds niet van aard om de bevoegde organen van de Gegevensbeschermingsautoriteit, waaronder de Geschillenkamer, de uitoefening van haar respectievelijke bevoegdheden te ontzeggen. 25. Zo niet, zou het voor de verwerkingsverantwoordelijken volstaan om pas gevolg te geven aan de verzoeken tot uitoefening van de rechten van de betrokkenen tijdens de procedure om op die wijze gevrijwaard te zijn voor enige voorafgaande inbreuk zoals uiteengezet in de klacht. De daadwerkelijke controle die elke toezichthoudende autoriteit, zoals de Gegevensbeschermingsautoriteit en in het bijzonder de Geschillenkamer, zoals hierboven uiteengezet, dient te verrichten, verzet zich daartegen zonder twijfel. 26. In voorliggend dossier mocht de Geschillenkamer van de partijen geen conclusies en bijhorende bijlagen ontvangen teneinde in staat te worden gesteld om de feiten die ten grondslag liggen aan de klacht te beoordelen, rekening houdend met de wettelijke en administratieve bepalingen, alsook met de rechtspraak en rechtsleer. Ook heeft de Geschillenkamer geen onderzoek gevraagd aan de Inspectiedienst, overeenkomstig artikel 94, 1e , WOG, binnen de daartoe gestelde termijn van dertig dagen (artikel 96, § 1, WOG). 27. Bij gebrek aan feitelijke elementen in dit dossier in het bijzonder is het de Geschillenkamer niet mogelijk om de haar toebedeelde toezichthoudende taak uit te oefenen op een effectieve wijze. Uiteraard heeft zij het recht om mogelijke inbreuken te onderzoeken die zich stellen in andere zaken die aan haar zouden worden voorgelegd ter beoordeling en waarin partijen een regeling treffen. Ook behoudt zij zich het recht voor om desgevallend de inhoud van een dergelijke regeling te beoordelen en bijvoorbeeld ook na te gaan of een klager onder druk is gezet om zijn in artikel 77 AVG gewaarborgde klachtrecht niet langer uit te oefenen. 28. Op basis van de elementen van het dossier kan de Geschillenkamer enkel tot het besluit komen dat de verweerder alsnog gevolg heeft gegeven aan het verzoek van de klager om over te gaan tot wissing van de URL’s die het voorwerp uitmaken van de klacht en die betrekking hebben op Beslissing ten gronde 63/2020 - 8/8 gegevens betreffende de klager. Hoewel er mogelijks een inbreuk was op het ogenblik van het oorspronkelijke verzoek van de klager ten aanzien van de verweerder om over te gaan tot gegevenswissing en de daaropvolgende weigering van de verweerder om daarop in te gaan en aldus de betreffende URL’s te verwijderen, kan door de Geschillenkamer niet worden vastgesteld of deze weigering al dan niet terecht was om vervolgens te beoordelen of er sprake was van een inbreuk op de AVG. 29. De Geschillenkamer besluit dan ook om voorliggende klacht te seponeren wegens gebrek aan feitelijke elementen. 30. Gelet op het belang van transparantie met betrekking tot de besluitvorming van de Geschillenkamer, wordt deze beslissing gepubliceerd op de website van de Gegevensbeschermingsautoriteit. Het is evenwel niet nodig dat daartoe de identificatiegegevens van de klager rechtstreeks worden bekendgemaakt. Gezien het belang van de zoekmachine van Google voor een zeer groot aantal internetgebruikers en het feit dat op de één of andere manier links in de Google-zoekmachine zijn opgenomen naar een aanzienlijk deel van de in België verblijvende personen, wordt de naam van verweerder wel bekendgemaakt. OM DEZE REDENEN, beslist de Geschillenkamer van de Gegevensbeschermingsautoriteit, na beraadslaging, om op grond van art. 100, §1, 1° WOG, voorliggende klacht te seponeren. Op basis van de informatie waarover de Geschillenkamer op dit ogenblik beschikt, acht zij het op heden dan ook niet mogelijk om verder gevolg te geven aan de klacht. Tegen deze beslissing kan op grond van art. 108, §1 WOG, beroep worden aangetekend binnen een termijn van dertig dagen, vanaf de kennisgeving, bij het Marktenhof, met de Gegevensbeschermingsautoriteit als verweerder. (get.) Hielke Hijmans Voorzitter van de Geschillenkamer